28 febr Louis Delacenserie![]() Levensloop Louis Delacenserie was het tweede kind in een gezin van vier. Zijn vader Louis-Gaspard Delacenserie (Doornik, 1803 - Brugge, 1885) was binnenschipper, gevestigd in Doornik. Hij was op 7 januari 1836 getrouwd met Marie-Anne-Thérèse Descamps (Brugge 1799-1878), de dochter van de Brugse handelaar in kalk en bouwmaterialen Pieter Descamps (1760-1835). Kort na die zijn dood nam Delacenserie de zaak over en trouwde hij met de dochter. De schoonmoeder Anne-Marie Quicke (1756-1837), evenals haar man afkomstig uit de streek rond Doornik, overleed het jaar daarop. Het jonge paar Delacenserie-Descamps bewoonde voortaan het huis Verversijk 24 met aanpalende bedrijfspanden. Louis Delacenserie kreeg, van 1852 tot 1857, een klassieke opleiding aan de Vrije Academie in Brugge, onder de leiding van Jean -Brunon Rudd (Brugge, 1792-1870), tevens stadsarchitect van Brugge. Deze was een bekend voorstander van de neoklassieke stijl. Hij behaalde in 1858 een eerste prijs in de wedstrijd uitgeschreven door de "Société Royale des Beaux-Arts" in Antwerpen. Als jonge architect ging hij, mogelijk tussen 1859 en 1862, werken bij de Gentse stadsarchitect Louis Roelandt (1786-1864), bekend voor zijn neoklassieke ontwerpen. Daarom is het niet verwonderlijk dat zijn eerste ontwerpen, daterend voor 1870, neoklassiek van stijl waren, zoals de gevelrijen in de Niklaas Desparsstraat (Brugge). Hij werd in juli 1862 laureaat van de prestigieuze Prijs van Rome voor architectuur. Met de reisbeurzen, die hij hierdoor gewonnen had, kon hij zich vervolmaken in Parijs, Italië en Griekenland. Uit de verplichte inzendingen van die periode zijn er slechts twee bewaard gebleven (collectie Stedelijke Musea van Brugge). Hij keerde terug in Brugge en ontwierp er zijn eerste gebouwen, in neoklassieke stijl. Na het overlijden van Jean-Brunon Rudd, werd hij op 20 april 1870 aangesteld als stadsarchitect. Hij zou deze functie blijven uitoefenen tot 1892. Hij werd tevens leraar architectuur, eveneens in opvolging van Jean-Brunon Rudd, aan de Vrije Academie van Brugge. In 1889 werd hij directeur van de ‘Stedelijke Academie’ die de Vrije Academie had vervangen. Hij heeft aan deze academies veel jonge Brugse architecten opgeleid, waaronder twee die de Romeprijs wonnen: Charles De Wulf (in 1887) en Arthur Verhelle (in 1890). In 1892 werd de Academie samengevoegd met de Nijverheidsschool, zodat Delacenserie beide scholen onder zijn bevoegdheid kreeg. Om deze taak naar behoren te kunnen uitvoeren, nam hij in 1892 ontslag als stadsarchitect en werd hij opgevolgd door zijn leerling Charles De Wulf. Delacenserie werd lid van verschillende verenigingen en instellingen:
Louis Delacenserie bleef ongehuwd. Hij woonde het grootste deel van zijn leven bij zijn ouders en zussen in het ouderlijk huis Verversdijk. Na de dood van zijn vader kocht hij het fraaie huis Spiegelrei 16. Hij overleed op zeventigjarige leeftijd, waarschijnlijk aan een hartinfarct. Hij werd ten grave gedragen op 6 september 1909 in de Sint- Walburgakerk in aanwezigheid van het Stadsbestuur, de provinciegouverneur, het lerarenkorps van de Academie en veel prominenten. In de lijkrede, uitgesproken door de Antwerpse architect Ernest Stordiau, werd Delacenserie bestempeld als le merveilleux restaurateur de la belle Bruges ("de wonderbaarlijke restaurateur van het schone Brugge").
0228Delacenserie.pdf (1145.25 kB)
|